Ik droomde dat ik in een restaurant zat met Saskia recht tegenover me. Ik kende haar niet, maar ik wist wel dat zij het was. Alles zou beginnen. Zij had niets besteld, maar ik kreeg een bord vol met tennisballen opgediend. Toen ik er een opensneed kwam er een eend uit die zijn vleugels openvouwde en wegvloog.
Ik werd wakker. Ik opende mijn ogen, maar alles was zwart. Ik voelde dat ik alleen was. Ik hapte naar adem. Dit moest er gebeurd zijn met Saskia. Ik ging overeind zitten maar stootte mijn voorhoofd en viel terug. Ik lag op een matras. Links voelde ik een wand. Er was geen geluid. De lucht was zwaar en koud. Ik voelde waar ik mijn hoofd had tegen gestoten. Het was een soort houten plafond. Ik wist het al, het was te erg om te weten. Voor de zekerheid voelde ik rechts: ook een houten wand. Aan de voeteneinden was een schot. Ik lag in een kist, levend begraven. Hoe lang lag ik hier al? Een maand? Ik begon te wenen. Kalm blijven, dacht ik bij mezelf. 'Ik lig hier een kwartier. Ik heet Rex Hofman.' Toen ik bedacht hoe belachelijk het was om op deze plaats een naam te hebben begon ik te lachen. Lieneke had mijn brief gelezen. Ze vroeg af waar ik was. Ze belde me, maar ik pakte niet op. Ze ging naar mijn appartement, maar ik was er nooit. Een paar dagen later stond mijn foto in de krant. Ik was spoorloos verdwenen. Het Total-station werd onderzocht, maar dat leverde niets op. Van Saskia en mij werd nooit nog iets vernomen. We leken van de aardbodem verdwenen.
Je neemt te veel tekst over uit het boek, Simon.
BeantwoordenVerwijderen