vrijdag 20 november 2015

Bericht 7: Kist

Ik droomde dat ik in een restaurant zat met Saskia recht tegenover me. Ik kende haar niet, maar ik wist wel dat zij het was. Alles zou beginnen. Zij had niets besteld, maar ik kreeg een bord vol met tennisballen opgediend. Toen ik er een opensneed kwam er een eend uit die zijn vleugels openvouwde en wegvloog.
Ik werd wakker. Ik opende mijn ogen, maar alles was zwart. Ik voelde dat ik alleen was. Ik hapte naar adem. Dit moest er gebeurd zijn met Saskia. Ik ging overeind zitten maar stootte mijn voorhoofd en viel terug. Ik lag op een matras. Links voelde ik een wand. Er was geen geluid. De lucht was zwaar en koud. Ik voelde waar ik mijn hoofd had tegen gestoten. Het was een soort houten plafond. Ik wist het al, het was te erg om te weten. Voor de zekerheid voelde ik rechts: ook een houten wand. Aan de voeteneinden was een schot. Ik lag in een kist, levend begraven. Hoe lang lag ik hier al? Een maand? Ik begon te wenen. Kalm blijven, dacht ik bij mezelf. 'Ik lig hier een kwartier. Ik heet Rex Hofman.' Toen ik bedacht hoe belachelijk het was om op deze plaats een naam te hebben begon ik te lachen. Lieneke had mijn brief gelezen. Ze vroeg af waar ik was. Ze belde me, maar ik pakte niet op. Ze ging naar mijn appartement, maar ik was er nooit. Een paar dagen later stond mijn foto in de krant. Ik was spoorloos verdwenen. Het Total-station werd onderzocht, maar dat leverde niets op. Van Saskia en mij werd nooit nog iets vernomen. We leken van de aardbodem verdwenen.

Bericht 6: Hetzelfde ondergaan

'U bent Rex Hofman?' zei de man.
'Ja.' zei ik.
De man, die Raymond Lemorne heette, had mijn advertentie gelezen. Waarom was hij me komen opzoeken?
'Weet u iets van haar?'
'Ja.'
Hij wou met me praten in zijn auto. Ik ging akkoord. Ik vroeg of ze dood was. Ze was dood. Ik ging achterin de auto zitten. Er kwam een besef dat ik deze man op zijn bek moest slaan. Lemorne startte en reed weg, zonder me iets te vragen. Hij wou met me praten op een rustige plaats. Hij stopte en draaide zijn raampje op een kier, reikte in de zak van zijn regenjas en hield een bosje sleutels omhoog. Ik herkende ze meteen: het waren de sleutels van de auto die Saskia aan het tankstation had meegenomen toen ze iets te drinken ging halen. Ik vroeg hem wat er met haar gebeurd was. Hij vertelde me dat hij me komen opzoeken was om me dat te vertellen. Maar er was maar één manier waarop hij dat kon doen. Door me hetzelfde te laten ondergaan. Dus ik zou dan ook doodgaan. Hij was gek. We zouden dus helemaal naar het total-station moeten rijden. Ofwel ging ik akkoord, ofwel kon ik uitstappen en dit alles vergeten. Ik ging mee. Het werd donker. Daar was het bord: Total 900 meter. Lemorne minderde vaart en parkeerde naast het grasveld. We stapten uit en gingen op het grasveld staan. Er was niemand anders. In zijn ene hand had hij een thermosfles, met de andere reikte hij me een plastic beker aan.
'Drink, er zit een slaapmiddel in.' zei hij.
Ik dronk het op, en hij vertelde wat er gebeurd was. Het verhaal was afgelopen. Het slaapmiddel werkte nog niet. En we wachtten.

Bericht 4: De gele auto

Ik zat aan mijn bureau te werken. Ik moest een artikel schrijven over Contor. Af en toe zet ik me recht om uit het raam te staren en ineens zag ik een grote gele stationcar staan. In het vuil stond op de motorkap geschreven: 'Rex ik vind je lief, Sandra.' Ik kende geen enkele Sandra. Ik werkte door. De volgende dagen bleef de gele auto staan. Lieneke belde om te vragen of ik degene was die aangebeld had. Ze wilde onze afspraak ook vervroegen. We hadden een lang, verliefd gesprek. Ze bleef slapen. De foto van Saskia stond in de krant. Het was de foto die acht jaar geleden in alle kranten had gestaan. Thuis sloeg ik mijn agenda open en schreef de namen Sandra en Saskia onder elkaar. Evenveel letters. Zelfde initiaal. Zelfde tweede letter, zelfde zesde letter. Als je de gelijke letters wegliet bleef er over: ndr en ski. De volgende dag, aan mijn bureau, staarde ik naar die letters. Je kon er drinks mee maken. Ik kreeg meteen een akelig gevoel, en moest denken aan Saskia die iets te drinken voor ons zou halen aan het total-station. Ik liep naar het raam, de gele auto was weg. Ik trok mijn jas aan en zocht naar de gele auto, maar kon hem nergens vinden. Zodra ik de volgende ochtend alleen was, schreef ik een brief aan Lieneke. Toen ik naar het postkantoor ging en de brief in de bus had gegooid, kwam er, met half opgeheven hand en me recht aankijkend, een man naar me toe. Een ongeveer vijftigjarige heer, rijzig en goed verzorgd. Hij had grijsblond haar. Mijn hart begon geweldig te bonzen. En toen herkende ik hem. Ik had hem gezien aan het tank-station waar Saskia verdween.

Bericht 3: Marina di Camerota

Ik hield er zo veel van om te zwemmen in het lichtblauw water en te relaxen op het zeldzame strand, het was er prachtig. Lieneke was een boek aan het lezen toen ik uit het water kwam en me ook onder de parasol kwam leggen. Marina di Camerota was van haar. Of eigenlijk: familiebezit. Ik rookte. Met een nieuwe sigaret in mijn mond droomde ik over de drie 'draken' die ik in Camerota had te verslaan: Lieneke, die ik al te pakken had, Vicenze, en de Fransen. Er was een kaal, weinig bezocht café, met een video-kast. Mijn tegenstander was een klein jongetje van acht jaar, die dus Vicenze heette. Ik had hem al meerdere keren verslaan, dus de tweede draak was ook al te pakken. De derde draak waren de Fransen. Zij speelden vaak badminton op het speelveldje dat gemaakt werd op het strand. Ik vroeg of we een match Frankrijk-Nederland konden spelen. Kampioenschap van Europa. Lieneke en ik wonnen, dus de derde 'draak' was ook verslagen. Ik hield van Lieneke.
In het plaatselijk restaurantje had ik haar ten huwelijk gevraagd. Ze zei ja. Plots begon ze over Saskia. Ze vroeg of ik wel eens hoopte dat ze terugkomt. Ik zei 'nee'. Maar ik stelde me het wel eens voor. Dan voel ik altijd een soort teleurstelling. Alsof ik die acht jaar voor niets zou hebben geleefd. Als ze terugkwam zou ik bij Lieneke blijven. Maar als ik terug mocht naar het benzinestation dan zou ik dat doen. Maar het had geen zin om dat gesprek met Lieneke te voeren.
Lieneke werd wakker omdat ik in mijn slaap aan het, een soort van kreunen was. Ze probeerde me wakker te schudden maar ik sloeg haar hard van me af en riep: 'Nee! Nee! Ghááhd!' Ze had dik, ijskoud zweet gevoeld terwijl ze me wakker probeerde schudden. Ze zag mijn gezicht. Mijn ogen stonde wijd open. Ik was haar de stuipen op het lijf aan het jagen. 'Ghàd, ghààd! Het gouden ei!' riep ik. Ze ging een koud washandje voor me halen. Maar wakker werd ik niet.

dinsdag 10 november 2015

Bericht 2: Verdwenen

Ik was aan het denken over alles en nog wat, en ik was gelukkig. Ik huppelde en maakte een paar sprongetjes op het veld naast het tankstation. Saskia heeft me al meerdere keren verteld over 'het Gouden Ei'. Toen ze klein was had ze eens gedroomd dat ze opgesloten zat in een gouden ei dat door het heelal vloog. Ik kan het moeilijk uitleggen, maar een leuke droom was het niet. Ik ging terug naar de auto en leunde ertegen. Het was ongeveer een tien minuten geleden toen ze was vertrokken voor het drinken. Ik dacht bij mezelf: "Had ze wel geld meegenomen? Ja, anders was ze al teruggekeerd." Ik ging maar weer huppelen in het grasveld. Ik keek weer op mijn horloge, een kwartier was reeds verstreken. Ik werd een beetje ongerust, maar ik wou haar niet gaan zoeken, anders zou ze weer eens boos kunnen worden. Weer keek ik op mijn horloge, nu kreeg ik echt een gealarmeerd gevoel. Ik ging haar dan toch gaan zoeken en ik holde naar de pompen. Ze was nergens te bespeuren. Niet in het winkeltje, niet in de toiletten, niet in de gangen. Ik ging weer naar buiten om te kijken of ze niet aan de auto stond, of in het veld was, maar helaas. Ik ging terug aan de auto staan, en wachtte tot ze een half uur weg was. Ik ging weer naar de winkel en vroeg aan de kassierster of ze niemand gezien had die op Saskia leek. Ik had namelijk een foto van haar bij. Ze herkende haar. Ze zei dat ze een koffie had gekocht, wat ik raar vond, want tegen mij had ze juist gezegd dat ze iets fris ging halen. Nu raakte ik echt in paniek en ik begon haar naam te roepen over heel het tankstation. De chef had me in zijn kantoor geroepen, ik legde mijn verhaal uit en hij hielp me direct. Hij belde de politie maar zij kwamen niet. Aan een verdwijning van drie kwartier oud kunnen ze blijkbaar niets doen. Ik moest nog een uur wachten en dan mocht ik opnieuw bellen. In dat uur had ik nagedacht wat er met haar zou kunnen gebeurd zijn. Ontvoerd en verkracht? Daarna misschien zelfs vermoord? Ik belde weer naar de politie en moest al haar gegevens geven. Ze was in geen enkel ziekenhuis binnengebracht. Meer konden ze niet doen, want het werd nacht.

Bericht 1: Even rusten

Ik ben Rex Hofman. Samen met mijn vriendin Saskia Ehlvest ging ik op vakantie. Ons einddoel was een huisje in de heuvels boven de Middellandse Zee bij Hyères, Frankrijk. We waren al tien uur onderweg en nog ongeveer een uur verwijderd van het eindpunt van onze eerste etappe: een hotel in Nuits St. Georges, niet ver van Dijon. We zouden zoiets op één dag kunnen gereden hebben, maar deze keer waren we veel op de secundaire wegen gebleven en in de plaats van de rondweg te volgen hadden we Parijs dwars doorkliefd, zodat we nog iets konden drinken op een terrasje en Parijs een beetje ontdekken. Ik reed. Toch had ik gedroomd van verre reizen met lange nachten waarin we elkaar aan het stuur zouden aflossen. De benzinemeter van mijn auto was kapot, en Saskia bleef er maar naar kijken, ook naar de kilometerteller, het irriteerde me, en ik maakte ruzie. We hadden veel ruzies, maar toch blijf ik van haar houden. Ik had even rust nodig, daarom zwenkte ik af naar een Total-station. Ik maakte het weer goed met haar en zij ging gaan plassen. Saskia kwam terug en stelde voor om hier even uit te rusten, en ik ging akkoord. Ik was liever in één keer doorgereden, maar ik wou haar niet weer boos maken. Ze ging iets fris om te drinken halen en vroeg of ik ook iets moest hebben. Ik zei dat ze een Pils mocht meebrengen. Voor ze wegging stelde ze voor dat zij zou rijden als ze terugkwam. Ik was verbaasd, maar ging wel akkoord. Ik gaf haar de autosleutels. Toen ging ze weg.

Achterflap


Titel

Het gouden Ei

Auteur

Tim Krabbé

Uitgeverij

Prometheus

Aantal bladzijden

98

Korte Inhoud

Rex stond weer op en liep naar de auto. Hij pakte het polaroidtoestel uit Saskia's mand en maakte een foto van het benzinestation. Een grapje voor zo meteen, maar hij zag ook de blikken al voor zich die kennissen, Saskia en hijzelf elkaar nog jaren zouden toewerpen als ze het onderschrift in het album zagen: total-tankstation met daarin Saskia, enkele minuten zij voor het eerst op de Autoroute zal chaufferen. De foto aan een punt houdend keek hij hoe het total-tankstation en de geparkeerde auto's, haast of ze even leefden, uit de chemicaliën opdoemden.